Visie

Visietekst I.T.E.R.-jongerenwerking

*Deze visietekst werd opgesteld met de 9 standaardprincipes uit de 'Standards of Care'[1] van IATSO (2006) en de ‘Effective policies and practices’[2] van ATSA indachtig.

 

I.T.E.R. is een Nederlandstalig, ambulant centrum voor preventie, begeleiding en behandeling van seksueel grensoverschrijdend gedrag. De I.T.E.R.-jongerenwerking werkt regiogebonden binnen Brussel en Vlaams-Brabant, wanneer mogelijk worden ook buiten deze zorgregio’s dossiers opgestart.

Om seksueel grensoverschrijdend gedrag (SGG) te definiëren en te beoordelen, wordt gebruik gemaakt van de definitie van Sensoa en MOVISIE[3]: “Seksueel grensoverschrijdend gedrag omvat elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering in verbale, non-verbale of fysieke zin, waarbij in seksueel contact aan één of meerdere van de volgende zes criteria niet wordt voldaan:

1.      Wederzijdse toestemming;

2.      Vrijwilligheid;

3.      Gelijkwaardigheid;

4.      Leeftijds- of ontwikkelingsadequaatheid;

5.      Contextadequaatheid;

6.      Zelfrespect.”

Vanuit bovenstaande definitie, bestaat de doelgroep van de I.T.E.R.-jongerenwerking uit minderjarige jongens en meisjes die seksueel grensoverschrijdend gedrag stellen of hiervan beschuldigd worden, risicogedrag vertonen op vlak van seksualiteit of een zorgwekkende seksuele ontwikkeling doormaken, met risico op het toebrengen van schade aan zichzelf of aan anderen. Het betreft een zeer heterogene populatie, waarbij aandacht is voor verschillende specifieke doelgroepen (e.g. comorbiditeit klinische diagnose, eigen slachtofferschap, gender, ontwikkelingsfase). Om aan deze diversiteit tegemoet te komen, bestaat de I.T.E.R.-jongerenwerking uit een multidisciplinair team waar voortdurend aan expertiseopbouw wordt gedaan, in lijn met de wetenschappelijke literatuur en op basis van de recentste onderzoeksbevindingen. Er wordt zo veel mogelijk gestreefd naar zorg op maat, aangepast aan de individuele noden, behoeften, mogelijkheden en sterktes van de jongere. Dit steeds in samenwerking met de context, waarbij veiligheid voor alle actoren voorop staat.

Biopsychosociaal model en dynamisch ontwikkelingsperspectief

Binnen de I.T.E.R.-jongerenwerking wordt het biopsychosociaal model[4] gehanteerd als overkoepelend kader waarbinnen de jongere en zijn/haar omgeving gezien worden. Het model stelt dat zowel biomedische als psychologische en sociale factoren een rol spelen in het ontstaan en persisteren van een problematiek. Dit houdt in dat er vaak niet één aanwijsbare oorzaak is voor een probleem maar het een complex samenspel van verschillende factoren betreft. Deze onderliggende factoren kunnen voor elke jongere anders zijn, wat inhoudt dat er een veelheid aan ontwikkelingstrajecten bestaan naar seksueel grensoverschrijdend gedrag en herval. Door het dynamisch karakter van de algemene en seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren, wordt het in kaart brengen hiervan gezien als een voortdurend proces, dat steeds onderhevig is aan veranderingen en op regelmatige basis opnieuw geëvalueerd dient te worden.

Inschatting (screening en assessment)

Uitgaande van bovenstaande holistische visie, heeft de screenings- en assessmentfase tot doel inzicht te krijgen op het algemeen en seksueel functioneren van de jongere en zijn/haar context. Om een inschatting te maken van het algemeen welzijn en de mentale en seksuele gezondheid van de jongere, wordt tijdens de screeningsfase een kinderpsychiatrische en psychologische ontwikkelingsanamnese afgenomen, aangevuld en onderbouwd a.d.h.v. psychodiagnostische testing. Hierbij wordt een multidisciplinaire aanpak gehanteerd, waarin steeds het belang van heteroanamnese wordt onderschreven en rekening wordt gehouden met de context. De inschatting van de individuele noden en behoeften betreft steeds een afstemming van de initiële hulpvraag om tot een gepast hulpaanbod te komen.

Hiervoor is het noodzakelijk om de aanwezige risicofactoren en bezorgdheden in kaart te brengen. Ook de sterktes en positieve kenmerken van de jongere worden in de analyse opgenomen, daar deze de aanwezige risicofactoren kunnen nuanceren en een beschermende invloed kunnen uitoefenen. Zowel voor algemeen grensoverschrijdend gedrag als specifiek voor seksueel grensoverschrijdend gedrag worden de risico- en beschermende factoren geïdentificeerd.[5] Deze kunnen aanwezig zijn bij jongere zelf of terug te vinden zijn in zijn/haar context, de ruimere omgeving en/of binnen de gemeenschap.

Binnen de I.T.E.R.-jongerenwerking geldt de basisaanname dat een persoon meer is dan het gedrag dat hij of zij stelt. Ook het gehanteerde taalgebruik vormt een weerspiegeling van deze assumptie, m.n. een veroordeling van het gedrag maar niet van de persoon. Tevens wordt met de nodige voorzichtigheid omgegaan met labels, die een stigmatiserend effect kunnen hebben op kinderen en jongeren en mogelijk zelfs een risicoverhogende invloed kunnen uitoefenen.

Hulpaanbod

Na het doorlopen van de screenings- en assessmentfase wordt een hulpaanbod geformuleerd, afgestemd op de hulpvraag van de jongere en diens omgeving. Onderzoek wijst uit dat een ‘broad-based’ en allesomvattende therapie de beste resultaten bewerkstelligt. In het formuleren van een advies en behandelplan worden dan ook principes vanuit zowel het Risk-Need-Responsivity (RNR) model als het Good Lives Model (GLM) geïmplementeerd. Het RNR model richt zich voornamelijk op hervalpreventie en risicomanagement, terwijl het GLM dit als een noodzakelijk maar onvoldoende component beschouwt om een effectief behandeltraject te realiseren, en zich voornamelijk richt op welzijnsbevordering. Zo onderschrijft het GLM het belang van persoonlijke groei en het verwerven van vaardigheden om primaire levensbehoeften (e.g. fysieke gezondheid, geluk, plezierbeleving) op een sociaal aangepaste en betekenisvolle manier te bereiken. Waar de effectiviteit van het RNR model uitgebreid is onderzocht en beschreven in wetenschappelijke literatuur, is effectiviteitsonderzoek naar het GLM echter nog in veel beperktere mate aanwezig.[6] Beide theoretische kaders worden door de I.T.E.R.-jongerenwerking noodzakelijk en complementair geacht om een effectief hulpaanbod te realiseren. Het primaire doel is het installeren van veiligheid voor alle betrokken partijen en het voorkomen van (seksueel) herval. Daarnaast gelden (seksueel) welzijn en seksuele gezondheid als beoogde doelstellingen. De World Health Organisation (WHO) definieert seksuele gezondheid als volgt: “Seksuele gezondheid een met seksualiteit verbonden toestand van fysiek, emotioneel, mentaal en sociaal welzijn. Seksuele gezondheid is dus meer dan alleen de afwezigheid van ziekte, disfunctie of zwakte. Seksuele gezondheid vereist een positieve en respectvolle benadering van seksualiteit en seksuele relaties. Seksuele gezondheid vereist ook het mogen en kunnen aangaan van plezierige en veilige seksuele ervaringen; zonder dwang, discriminatie en geweld. Om seksuele gezondheid te bereiken en te behouden, moeten de seksuele rechten van alle personen worden gerespecteerd, beschermd en gerealiseerd.” (WHO, 2010)[7].

Vanuit de Eigen Kracht-principes worden ook het gezin en/of de ruimere omgeving van de jongere ingeschakeld doorheen het traject. Wanneer er reeds bestaande hulpverleningsinstanties betrokken zijn en/of verdere omkadering aangewezen lijkt, wordt het geformuleerd hulpaanbod ingebed binnen de (bestaande) netwerkstructuur en het belang van afstemming en samenwerking met deze diensten onderschreven.

 

 



[1] Miner, M., Borduin, C., Prescott, D., Bovensmann, H., Schepker, R., Du Bois, R, …, Pfäfflin, F. (2006). Standards of Care for juvenile sexual offenders of the International Association for the Treatment of Sexual Offenders. Sexual Offender Treatment, 1(3).

[2]Adolescents Who Have Engaged in Sexually Abusive Behavior: Effective Policies and Practices. Adopted by the ATSA Executive Board of Directors on October 30, 2015

[3] Frans, E. & Franck, T. (2010). Vlaggensysteem. Praten met kinderen en jongeren over seks en seksueel grensoverschrijdend gedrag. Sensoa/Garant. Antwerpen/Apeldoorn.

[4]Engel (1977). The Need for a New Medical Model: A Challenge for Biomedicine. Science, 196(4286), 129-136.

[5] ATSA, Adolescents who have engaged in sexually abusive behavior: Effective policies and practices (2012).

[6]Pomp, E. (2009). Het Good Lives Model: Een literatuurstudie. Expertisecentrum Forensische Psychiatrie.

[7]WHO (2010). Standards for Sexuality Education in Europe. A framework for policy makers, educational and health authorities and specialists. Keulen: WHO Regional Office for Europe and BZgA.