Vragen - FAQ

Er leven in de samenleving heel wat vragen over hulp aan plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit gedrag en zeker seksueel misbruik op kinderen beroert velen tot in hun hart. Hulp aan plegers van plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag is dan ook een thema waarvoor veel belangstelling bestaat. Ofwel zijn de verwachtingen hoog gespannen en is er een nieuwsgierigheid wat deze hulp allemaal kan waarmaken. Ofwel is er ongeloof en wantrouwen en stelt men zich vragen of er wel een alternatief is voor levenslange opsluiting. I.T.E.R. wordt dan ook met vele vragen geconfronteerd. We willen in deze rubriek de meest gestelde vragen beantwoorden, omdat we ervan uitgaan dat deze vragen terecht zijn. De maatschappij investeert geld in gespecialiseerde hulpcentra en heeft dus recht op antwoorden.

Deze webstek gaat niet over misbruik in het algemeen maar over hulp aan plegers. Toch vinden we het nuttig om ook enkele vragen over misbruik te beantwoorden, omdat dit duidelijk maakt hoe we er mee aan de slag gaan. Bij de meeste vragen hebben we één belangrijk artikel of boek vermeld waarin de geïnteresseerde lezer zich verder kan verdiepen.

17 - Wat doen dadertherapeuten als een dader hen strafbare feiten vertelt?

< Terug naar overzicht

Dit is de discussie over het beroepsgeheim (zie visietekst). Het beroepsgeheim is geregeld bij wet. Dadertherapeuten zijn strafbaar, als ze zich er niet aan houden. Dat heeft de wetgever zo geregeld. Zo eenvoudig is dat. Het beroepsgeheim maakt een verschil tussen feiten die in de loop van de therapie bekend raken en die tot het verleden behoren. Dat wil zeggen dat het om feiten gaat waar geen verder durend risico aan verbonden is. Deze feiten vallen onder een strikt beroepsgeheim. Een therapeut die zich daar niet aan houdt, is strafbaar. Punt !

Daarnaast kan in de therapie duidelijk worden dat er een risico bestaat voor nieuwe feiten die gepleegd zouden kunnen worden. Dan heeft een therapeut de plicht om hulp aan mensen in nood te verlenen. Hoe die hulp er moet uitzien, is niet voorgeschreven door de wet. Dat kan zijn de huisarts inschakelen, een centrum voor slachtofferhulp consulteren, de familie inlichten, ..., en dat kan ook zijn dat de therapeut het gerecht (de verwijzende instantie) op de hoogte brengt. De therapeut heeft geen meldingsplicht, maar wel een spreekrecht. Als hij spreekt en het gaat om een "risico op terugval met ernstige gevolgen voor derden", dan overtreedt hij de wet op het beroepsgeheim niet.

Therapeuten zijn niet blij dat ze "houder zijn van geheimen". Maar het hoort bij de therapie. De dader moet ergens een plek hebben waar hij over zijn feiten uit het verleden kan praten om ze te verwerken. Anders kan therapie er ook niet toe bijdragen dat dergelijke feiten niet meer voorvallen.

De vraag wordt dan dikwijls gesteld: En wat als jouw zoon of dochter misbruikt wordt? Wil je dan nog dat hulpverlening zo discreet te werk gaat? Goede vraag. Als misbruik dichter bij komt, dan laaien de emoties hoog op. En dat is goed zo, want het is een teken dat zoon of dochter beschermd wordt en een veilige thuis heeft. Maar op dergelijke emoties moet geen hulpverleningsbeleid gebaseerd worden. Want het werkt ook omgekeerd. Al te vaak stellen we vast dat ouders wiens zoon of dochter misbruik pleegt en dus dader geworden is, plots heel anders reageren en het niet nodig vinden dat de politie wordt ingeschakeld. Ook hier is de emotie en bescherming begrijpelijk. Maar hulpverlening moet onafhankelijk daarvan kunnen werken.

Print