Vragen - FAQ

Er leven in de samenleving heel wat vragen over hulp aan plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit gedrag en zeker seksueel misbruik op kinderen beroert velen tot in hun hart. Hulp aan plegers van plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag is dan ook een thema waarvoor veel belangstelling bestaat. Ofwel zijn de verwachtingen hoog gespannen en is er een nieuwsgierigheid wat deze hulp allemaal kan waarmaken. Ofwel is er ongeloof en wantrouwen en stelt men zich vragen of er wel een alternatief is voor levenslange opsluiting. I.T.E.R. wordt dan ook met vele vragen geconfronteerd. We willen in deze rubriek de meest gestelde vragen beantwoorden, omdat we ervan uitgaan dat deze vragen terecht zijn. De maatschappij investeert geld in gespecialiseerde hulpcentra en heeft dus recht op antwoorden.

Deze webstek gaat niet over misbruik in het algemeen maar over hulp aan plegers. Toch vinden we het nuttig om ook enkele vragen over misbruik te beantwoorden, omdat dit duidelijk maakt hoe we er mee aan de slag gaan. Bij de meeste vragen hebben we één belangrijk artikel of boek vermeld waarin de geïnteresseerde lezer zich verder kan verdiepen.

9 - Leidt porno naar misbruik?

< Terug naar overzicht

De discussie over de band tussen pornografie en seksueel misbruik kent heftige voor- en tegenstanders. Wetenschappelijk is er echter nog niet zoveel over deze band geweten. Het is zeker zo dat veel plegers verwoede pornogebruikers zijn. Maar daarom veroorzaakt porno het misbruik nog niet. Plegers zelf voeren vaak aan dat porno hen erop sommige momenten juist van weerhoudt om misbruik te plegen. Je zou de vergelijking kunnen maken met hobbytijdschriften. Neem iemand die graag uit vissen gaat. Die zal misschien ook een verwoed lezer zijn van hengelbladen, maar zijn interesse blijft bestaan ook al zou hij die tijdschriften niet meer kunnen lezen. Plegers gebruiken porno om opwinding te ervaren, om hun fantasieën te onderhouden en te versterken, om het gesprek met mogelijke slachtoffers op seks te kunnen brengen, enzovoort … en dus uiteindelijk om het misbruik te plegen waartoe ze ook zonder porno wel zouden besloten hebben. Omgang met porno is dus zeker een belangrijk thema voor therapie, maar porno is daarom niet de oorzaak van misbruik.

Dit klopt met wat onderzoekers gevonden hebben over de invloed van seks in de media op kinderen en jongeren. Over de jaren heen is seks steeds nadrukkelijker aanwezig in reclame, op televisie, in tijdschriften. Jongeren geven aan dat ze denken dat dit op de meeste jongeren een invloed heeft, maar net niet op hen zelf. Toch vonden de onderzoekers inderdaad dat er geen directe invloed is tussen hoeveelheid en aard van de porno waarmee een jongeren te maken kreeg, en zijn ideeën en houdingen over seksualiteit. Bij een kleine groep jongeren is die invloed er echter wel. Dit heeft te maken met de familieverhoudingen en met de persoonlijke levensgeschiedenis van de jongere. De invloed is dus niet direct.

Maar wat zegt dit over de aanwezigheid van porno in de samenleving? De discussie hierover wordt vaak op verschillende niveaus gevoerd. Er is de morele discussie. Is porno en het gebruik ervan aanvaardbaar? Dit is geen therapeutische vraagstelling. De maatschappij moet zich daarover uitspreken en ieder voor zich persoonlijk. Veel belangrijker vanuit misbruikperspectief is de vraag of pornografie slachtoffers maakt. We kunnen porno dan indelen in twee categorieën: porno waarbij slachtoffers gemaakt worden (jongeren, mensenhandel, dwang, vernedering, …) en porno die correct gemaakt wordt. In die optiek is het gebruik van bijvoorbeeld kinderporno niet onschuldig, omdat het indirect slachtoffers maakt, namelijk de kinderen die erin opgevoerd worden. Hetzelfde kan gezegd worden over gewelddadige porno.

En ten slotte is er de vraag of de aanwezigheid van porno in de samenleving misbruik in de hand werkt. In dit verband is er een interessant onderzoek geweest in de Verenigde Staten. Elke staat heeft zijn eigen regels rond pornografie, zodat het effect van die verschillen kon vergeleken worden. De onderzoekers vonden tot hun verbazing dat een verkrachtingen meer voorkwam in staten waar softporno vrij verkocht werd. De beschikbaarheid van hardcore bleek van veel minder belang te zijn. De onderzoekers kwamen daarom tot het besluit dat niet de aanwezigheid van porno op zich de hogere verkrachtingsaantallen kan verklaren. Belangrijker zijn de overtuigingen en houdingen die in de samenleving aanwezig zijn en die maken dat er op een bepaalde manier met porno omgegaan wordt. De onderzoekers vermelden enerzijds vijandigheid en onpersoonlijkheid als twee houdingen die in porno tot uiting komen, en anderzijds het idee dat iedereen steeds aanspraak kan maken op seks. En ze besluiten dat in porno slechts overtuigingen en houdingen tot uiting komen die in de maatschappij aanwezig zijn (bv. het seksualiseren van kinderen) en dat de stimulans dus niet van de porno zelf uitgaan, maar indirect van de maatschappij en van de overtuigingen die erin leven.

Plegers blijken ook niet altijd porno te verzamelen om aan beeldmateriaal voor hun fantasie te geraken. Velen houden een knipselmap bij, maar daar kunnen evengoed heel normale reclameboodschappen uit tijdschriften in zitten. Of foto’s die ze zelf op straat of op het strand gemaakt hebben. Of aankondigingen van heel gewone filmvoorstellingen. Het is niet zo dat alleen expliciete porno misbruikfantasieën opwekt en voedt.

Malamuth, N.M. & E.A. Impett (2001). Research on sex in the media: what do we know about effects on children and adolescents? In, D.G. Singer & J.L. Singer (Eds) Handbook of Children and the Media (pp 269-287). Thousand Oaks: Sage.

Print